Onlangs werd mij de vraag gesteld of mijn publicaties onder de populaire wetenschappelijke literatuur vallen. Dit liet me eerst erover nadenken. Vervolgens gaf ik zowel een korte als een uitgebreide reactie, die ik heb opgeschreven.
De korte versie was:
gedeeltelijk.
De langere versie was een poging om de korte uitleg te verduidelijken. Ik heb daarvoor eerst online gezocht naar de definitie van deze term en vond de volgende acht punten, die ik met A(ntwoord): heb geannoteerd.
1. Populaire wetenschappelijke literatuur is gericht op geïnteresseerde leken, niet op wetenschappers.
A: Dit klopt voor mij gedeeltelijk. Ik richt me op alle geïnteresseerden, zowel leken als verwante wetenschappers.
2. De structuur, vorm en stijl wijken af van wetenschappelijke publicaties.
A: Dit klopt voor mij gedeeltelijk. Vaak maak ik inderdaad zulke afwijkingen om ‘verveling’ bij leken te vermijden en wanneer begrijpelijkheid voorop staat, wat bijna altijd het geval is.
3: De auteurs zijn doorgaans wetenschappers of wetenschapsjournalisten die zich baseren op informatie uit wetenschappelijke teksten, gericht op een gespecialiseerd publiek, met complexe en daardoor voor leken moeilijk te begrijpen inhoud.
A: Ook dit klopt voor mij gedeeltelijk. Ik maak zeker gebruik van wetenschappelijke publicaties, maar vaak ook van werken uit de oudheid of de middeleeuwen, zowel in het origineel als in vertalingen.
4: De methoden van wetenschappelijk werken en het gebruik van wetenschappelijke termen worden grotendeels genegeerd.
A: Dit klopt voor mij gedeeltelijk. Ik probeer wetenschappelijke termen te vermijden als ik denk dat ze voor mijn doelgroep niet of nauwelijks begrijpelijk zijn. Aan de andere kant probeer ik bij het onderzoek dat aan mijn publicaties voorafgaat, zo goed mogelijk wetenschappelijke methoden te volgen. Deze zijn echter meestal niet merkbaar in de publicaties.
5. In de meeste gevallen worden informatie en bronnen gepresenteerd zonder verificatie en volledige verwijzingen.
A: Ik probeer echter altijd mijn informatie te verifiëren met behulp van mijn bronnen en voeg bijna altijd een gedetailleerde lijst van de gebruikte bronnen toe. In de lopende tekst vermijd ik echter verwijzingen naar specifieke passages in deze bronnen, wat extra werk vereist voor degenen die dat willen opzoeken.
6. Vaak zijn de publicaties geschreven in een journalistieke stijl in plaats van in een wetenschappelijke schrijfstijl.
A: Dit klopt voor mij niet. Mijn schrijfstijl wordt vaak in recensies omschreven als een mix tussen wetenschappelijk en informeel. Bij het schrijven maak ik me daar niet druk om; ik probeer de zaken ongeveer zo op te schrijven als ik ze in een presentatie zou vertellen.
7. De auteurs presenteren geen eigen of nieuwe resultaten.
A: Dit klopt voor mij ook maar gedeeltelijk. De opvattingen die ik heb ontwikkeld, zijn wel degelijk eigen resultaten en in sommige gevallen zelfs nieuw.
8. Er is geen eenduidige definitie van ‘populaire wetenschap’.
A: Dit is ook de reden waarom ik de meeste van mijn publicaties als populair wetenschappelijk beschouw en het accepteer als anderen dit ook zo noemen.
Dit antwoord op de gestelde vraag is (ook voor mij) niet volledig bevredigend; er is zeker meer over te zeggen. Echter, aangezien het onderwerp voor mij totaal niet belangrijk is, geef ik er de voorkeur aan er geen verdere overpeinzingen aan te wijden en hoop ik dat de vraagstelster tevreden is met het antwoord. Persoonlijk betwijfel ik ernstig of het niveau van ‘populaire wetenschap’ daadwerkelijk correct is voor delen van mijn werk; ik denk dat het onder dat niveau ligt.