Egmond’s klaagzang
Hier staat een gedicht centraal dat stamt uit het begin van de 14e eeuw. Het lied dat ik daarvan maakte, kan onderaan worden beluisterd. Omdat ik het zowel leuk als ook zinvol vond, het ik eerst een stukje achtergrond-informatie toegevoegd.
De naam Egmond in de titel wijst op een Heer van het Huis Egmond, een adelijk geslacht dat zijn stamzit had in de vroegere plaats Egmond, ten westen van Alkmaar.
Over dit adelijke huis bevat de uitgebreide Wikipedia pagina veel informatie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_Egmont
De klaagzang die de titel aangeeft, betreft waarschijnlijk een Heer Wouter van Egmond (1283-1321), die werd vernoemd naar de stamvader Wouter van Egmond (1145-1208) van de familie.
De klaagzang komt uit het werk “Kronyck ende Historie van het edele ende stark geslachte van den húyse van Egmondt”, denkelijk geschreven door Anthonius Hovaeus (ook wel: van Hove en van der Hoef), gepubliceerd in 1655 te Alkmaar. Het werk ligt voor in een uitgave in ouder Nederlands van 1655, de eerste uitgave was in het Latijn uit 1603, de voorliggende is de vijfde uitgave.
Op blz. 52 begint een gedicht, een klaagzang van de hand van de monnik Garbrand van Raephorst, over de ruïnes van het voormalige prachtige kasteel van de familie Van Egmondt. Het gedicht werd rond 1450 opgeschreven, maar gezien de gebruikte taal is het waarschijnlijk 100 tot 150 jaar ouder, d.w.z. van kort na 1300.
Wanneer de tekst in het boek correct is, kan dat kloppen, want op blz. 51 wordt daar vermeld (hier ‘vertaald’ in modern Nederlands):
“Want in het jaar 1315 zijn de Friezen gekomen toen Heer Wouter naar Haarlem was gevlucht, en zij hebben Egmond met het slot en hoeve tot de grond toe afgebrand, en das was eeuwige schade voor het Land van Egmond, want na de brand zijn praktisch alle edellieden en de adel naar Leiden of Haarlem getrokken.”
Andere bronnen melden die verwoesting één en twee jaar eerder. In of nabij Egmond woonden bijvoorbeeld de adelijke families Renesse, Schrevel, Sonnevelt, Raephorst, Rietwijck en Banjaert.
Die Friezen zijn de Westfriezen, die in het noordelijke deel van de huidige provincie Noord-Holland woonden. Ze verwoestten niet alleen de vorstelijke hoeve en de burcht, maar waarschijnlijk ook het grootste deel van het dorp Egmond, dat ook tot de bezittingen van de Egmond familier behoorde.
Klaarblijkelijk zagen zij hun kans schoon, wat de kroniek vermeldt (weer vertaald in modern Nederlands):
“Wouter de Tweede […] was een vreedzaam man en Heer gelijk Heer Willem. Hij kon hen ook niet met strijden en oorlogen verdedigen. Dat bleek een verderfenis van (deze Heer van) Egmond te zijn.”
Over bovenstaande informatie bestaat enige twijfel. Zo geeft bijvoorbeeld de website http://johnooms.nl/heren-en-vrouwen-van-adel/heren-egmont/ , die een uitvoerig overzicht biedt over het adelsgeslacht Egmond, aan, dat die verwoesting ruim honderd jaar eerder plaatsvond. Heer Wouter I van Egmond was op dat moment afwezig, omdat hij diende in het leger van Prins Willem I in een veldtocht die als “De Loonse Oorlog” (1204–1205) bekendstaat.
Hoe dan ook, hier staat het voornoemde gedicht centraal, dat luidt, eerst in het Middeleeuws, dan in modern Nederlands:
Lamentatie over Egmond
Raephorst:
Wat let u o Egmond,
of wat is u geschiet,
dat gy in dusdanigen swaer verdriet?
Die hier voortijds vol waert van Jolijt!
Hoe is’t nu dus subyt
Met u verandert,dat gy dus
droeflijck sit in der asschen
en moet u roode wangen
met tranen wasschen
Daer en boven verlaten van vriende en magen?
Egmond’s klaaglied
Raephorst:
Wat mankeert u, o Egmond,
of wat is u overkomen,
dat u in zo’n zware verdriet verkeert?
U die vroeger vol was van vreugde!
Hoe is het nu zo plotseling
met u veranderd,
dat u zo verdrietig zit in zak en as
en uw rode wangen
met tranen bedekt?
Daarboven verlaten door vrienden en familie?
Response de Egmond:
Ja de Heere heeft my in sijn gramschap geslagen,
Ende my in dese dagen
Uyt mijn Konincklijcke Zetel gestelt,
Mijn Kroone is vergaen als een dorre
bloeme op’t veld,
Ende aan stucken gebroken uytermaten seer.
Daarom ben ick van mijn Edeldom verlaten veer.
Dat komt om dat ick mijn Schepper heb vergeten,
Daarom ben ick geseten
,Bedrucktelijck met het Hooft in den schoot;
Mijn Kinderen kleede ick met Zijde enschaerlaken root,
Die moet men nu beklagen
Haar ongeluckige dagen,
Met druck en lyden groot.
Mijn Heeren hebben my begeven,
wie troost my nu dan!
Maer ick moet bedrucktelijck leven,
als een Vrouwe die verlaten is van haar man.
Antwoord van Egmond:
Ja, de Heere heeft mij in zijn gramschap geslagen,
En heeft mij in deze dagen
Uit mijn Koninklijke Zetel gezet,
Mijn kroon is vergaan als een
dorre bloem op het veld,
En in stukken gebroken, onherroepelijk.
Daarom ben ik van mijn edeldom verlaten.
Dat komt omdat ik mijn Schepper ben vergeten,
Daarom zit ik hier,
Bedrukt met het hoofd in de schoot;
Mijn kinderen kleedde ik in zijde en scharlaken rood,
Die moet men nu beklagen
in dezer ongelukkige dagen,
Met last en lijden groot.
Mijn heren hebben mij verlaten,
Wie troost mij nu dan!
Maar ik moet bedrukt leven,
Als een vrouw die verlaten is door haar man.
Raephorst:
Met recht meugt ghy wel bedryven lamentatie
Over de groote blamatie
Die u o Egmond is geschiet,
Want men niet meer en siet,
Ofte mach aenschouwen
Het spanceren vande Edele Jonckheeren ende Jonckvrouwen.
Die ‘savonts plegen tegaen spelen achter straten,
Maer in plaetse van dien zyt gy verlaten
Van uwe Ryckdommen en Edelheyd;
Het is te beschreyen hoe dattet hier leyt
Seer verwoest aen elcken kant,
Uwe schoone Huysen zyn verbrant,
Dattet schynt of Egmond waer als Sodoma versoncken,
De kostelycke Huysen zyn nu als moort-kuylen en speloncken.
Daer nu wonen de witte Wyven en Nachtgeesten;
uwe straten weydmen nu de beesten,
En sy wassen oock vol distelen, doornen en onkruyts,
Men hoort daer niet meer de stemme des Bruyds,
Maer anders niet dan druck en tegenspoet.
Daerom o Egmond valt uwen Schepper te voet,
En bid hem om vergiffenis en om syn Goddelijcke gratie,
Dat hy u helpe en verlosse uyt dese tribulatie,
ende u beware voor quade misval.
Raephorst:
Met recht mag u wel klagen
Over de grote schande
Die u, o Egmond, is overkomen,
Want men ziet niet meer,
Of kan aanschouwen
Het wandelen van de Edele Jonkheren en Jonkvrouwen.
Die ’s avonds gewoonlijk spelen achter de straten,
Maar in plaats daarvan bent u verlaten
Van uw rijkdommen en edelheid;
Het is te betreuren hoe het hier ligt
Zeer verwoest aan elke kant,
Uw mooie huizen zijn verbrand,
Het lijkt alsof Egmond als Sodom is vergaan,
De kostbare huizen zijn nu als moordkuilen en spelonken.
Daar wonen nu de wittewieven en nachtgeesten;
Uw straten worden nu door beesten betreden,
En ze groeien ook vol distels, doornen en onkruid,
Men hoort daar niet meer de stem van de bruid,
Maar enkel bedruktheid en tegenspoed.
Daarom, o Egmond, valt uw Schepper te voet,
En bid Hem om vergiffenis en om Zijn goddelijke genade,
Dat Hij u helpt en u bevrijdt uit deze tegenspoed,
en u beschermt tegen onheil.
Egmond:
Ick hoop God zal
My niet verlaten, maar beminnen
alsoo dat ick miyn ongeluck mach verwinnen,
Daerom soo wil ick bidden God myn Heere.
Raephorst:
Gy doet wel neemt tot hem u keere,
Als daer dede den sondigen Publicaen,
Dat God u dan verlaten soude dat zy verre,
Want die niet en viel
en dorst niet opstaen.
Egmond:
Ik hoop dat God mij niet zal verlaten,
maar mij met liefde beziet,
opdat ik mijn ongeluk kan overwinnen.
Daarom wil ik bidden tot God, mijn Heer.
Raephorst:
U doet goed om u tot Hem te richten,
zoals de zondige tollenaar deed,
opdat God u niet zou verlaten,
wat ver van u is, want wie valt,
moet moed hebben om op te staan.
Dit gedicht is niet in alle uitgaven van het werk identiek, het werd enigszins bewerkt in latere uitgaven.
Voor het navolgende lied is een deel van dit gedicht gebruikt en bewerkt, het deel dat de kern van de klaagzang omvat. Het werd met hulp van AI gerealiseerd.
De songtekst kan worden meegelezen in de volgende song…
Enige bronnen voor verdere informatie:
https://www.deutsche-biographie.de/sfz33974.html#adbcontent
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kasteel_Egmond
https://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw/#source=3&page=179&view=imagePane
https://hooftvanhuysduynen.com/wp-content/uploads/2020/10/1490-Simon-van-Huijsduijnen.pdf
