Eala Frya Fresena
Eala Frya Fresena is een Fries / Oost-Fries motto en een centrale uitdrukking van Friese vrijheid. Het werd, zo wordt beweerd, uitgeroepen als een groet door de verzamelde Friezen bij de Upstalsboom, een middeleeuwse ontmoetingsplaats in de buurt van Aurich. Het betekent ruwweg: “(Sta) op, (jullie) vrije Friezen!” Dit werd beantwoord met de roep: “Lever dood als Slaav” (Beter dood dan slaaf).

De uitdrukking “Eala Frya Fresena” komt voor het eerst voor in 1585 door Cornelius Kempius als “eele ffrye ffryse” in Westfriesland, dat is het gebied ten westen van de Lauwers – een riviertje dat ruwweg van noord naar zuid loopt op de grens tussen de Groningen en Friesland. In 1617 werd het schriftelijk vermeld als “Ela fria fresena” (of fresa). Uiteindelijk in 1686 als “Eela Fria Fresena”.
Kempius registreert dat in Friesland gasten werden begroet met een volle drinkbeker en werden uitgenodigd voor een handdruk en een kus, waarbij gezegd werd: ghildt eele ffrye ffryse (“Heil u, vrije Fries!” of “Het is voor u, edele vrije Fries!”). De gast zou moeten antwoorden: Ffaer wael ele vrye ffrise (“Het ga je goed, edele vrije Fries!”). Bovendien werd er bij het proosten helemaal geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.
Het dit dat dit niet de oudste verwijzing is. Reyner Bogerman noemt de verkorte zin “ey ele Frese” al in zijn verzameling spreekwoorden uit 1551. Toch is de traditie dun.
De spelling Eala fria Fresena werd voor het eerst geïntroduceerd in 1746 door het Oost-Friese regeringsraadslid Matthias von Wicht. Vanuit Oost-Friesland verspreidde het zich rond 1840 naar West- en Noord-Friesland.
Het gezegde werd herontdekt en nieuw leven ingeblazen in het tijdperk van de Romantiek (eind 18e eeuw tot ver in de 19e eeuw). Dit was vooral te danken aan de Oost-Friese historicus en landschapssecretaris Tileman Dothias Wiarda, die vanaf 1777 zijn verslag van de middeleeuwse landdagen aan de Upstalsboom combineerde met een sterk romantisch getinte gedachte over aloude drinkmanieren, volksgebruiken en vermeende vrijheidsretoriek. In een artikel uit 1818 schreef hij, vertaald:
Men kan dan ook spreken van een samenkomst van vele mensen uit alle klassen op dergelijke landcongressen, waartoe iedereen vrij toegang had. […] Deze onbekende gasten worden dan, volgens de algemene patriottische gewoonte, door mannen, vrouwen en prostituees ontvangen met een handdruk, een kus en de Friese groet: Eala fria Fresena, welkom jij vrije Fries. Het was ook een oud gebruik onder de Friezen dat de vreemdeling werd verwelkomd met een drankje uit een drinkhoorn of beker gevuld met wijn of bier: het ghild eele frye Freese, es gilt dir, edler freier Friese; waarop de laatste de halflege beker aannam die hem werd aangeboden en deze vervolgens teruggaf met de woorden: Faer wel eele frye Freese, d.w.z. het gaat je goed, of het gaat je goed, edele vrije Fries. Daarop schudden zij elkaar de hand en kusten elkaar zonder onderscheid van geslacht. […]
Dat de Friezen, volgens oud Germaans gebruik, ’s avonds of zelfs tot in de vroege ochtend, nadat de zaken van het ‘parlement’ waren afgehandeld, dapper zullen hebben doorgeborreld en dat er wellicht geen gebrek aan volksvermaak zal zijn geweest, valt niet te betwijfelen.
Tileman Dothias Wiarda: Von den Landtagen der Friesen in den mittleren Zeiten bei Upstalsboom. Leer 1818, S. 65–66.
Hiermee ontwierp Wiarda, waarschijnlijk onder de indruk van de politieke gebeurtenissen van zijn eigen tijd, het beeld van een geïdealiseerde volksvergadering, die tegelijkertijd kon dienen als een wensbeeld voor een langverwachte democratische toekomst. Het gezegde werd vervolgens politiek geïnstrumentaliseerd en op verschillende manieren gebruikt in West-Friesland, Oost-Friesland en Noord-Friesland.
De taalkundigen Joost Hiddes Halbertsma en Nikolaus Outzen maakten de uitdrukking bekend in Nederland en Sleeswijk-Holstein.
Het werd al snel gebruikt in liberale pamfletten in Nederland. De oproep Eala frya Fresena (“Sta op! Vrije Friezen”) werd echter pas populair in de laatste decennia van de 19e eeuw en was sindsdien een slogan van de West-Friese nationale beweging, die vooral streefde naar gelijke rechten voor hun eigen taal, cultuur en economie.
Er is dus geen bewijs dat de oproep of begroeting uit heidense tijden stamt. Toch wordt er in een gedicht uit 1842 van de dichter Rudolf Justus Ihnen uit de Duitse plaats Leer bijvoorbeeld verwezen naar oudere tijden. Dit gedicht, getiteld “Eala Frya Frisia”, werd al snel na publicatie opgewaardeerd tot een Fries volkslied. (Tekst hieronder).

Inhoudelijk past de uitdrukking naadloos in de periode waarin nationalisme en romantiek elkaar vonden in proza en poëzie. Naar de maatstaven van vandaag kan het daarom enigszins beledigend zijn, maar je moet het zien als een product van zijn tijd en het zeker niet overbrengen op de situaties van vandaag.
Ook vanuit historisch oogpunt zijn er enkele fouten, zoals de regels:
Karel de Grote sloeg met Friezen vrij
het zwaar beproefde Rome;
In de tijd van Karel de Grote was er alleen heel ver weg het Oost-Romeinse Rijk, maar Karel de Grote had er niets mee te maken en vocht er zeker niet tegen. Daarom een beetje uit de geschiedenis …
Nadat Karel de Grote de Saksen had verslagen, nam hij in 785 ook heel Friesland op in zijn Frankische Rijk. Op politiek niveau gaf hij de afzonderlijke volkeren in zijn rijk echter een zekere autonomie. In deze context liet hij aan het einde van de 8e eeuw de verschillende oude, traditionele wetten van de Germaanse volken op schrift stellen. Hiertoe behoorde ook de oude wet van de Friezen, de Lex Frisionum.
Niet alle Friezen maakten deel uit van het rijk van Karel de Grote. Tijdens de heerschappij van Karel de Grote vestigden zich Friezen op de eilanden tussen Eiderstedt en Sylt; deze werden ‘koningsfriezen’ genoemd en waren onderworpen aan de Deense koning.
Waarschijnlijk in de 11e eeuw vestigden zich Friese nederzettingen aan de westkust van Zuid-Jutland (het latere hertogdom Sleeswijk) tussen de rivieren de Eider en de Vidå.
Aangenomen wordt dat de reden voor deze emigratie het ontsnappen aan de Frankische overheersing was – de Franken hadden hun invloedssfeer inmiddels uitgebreid tot de Eider.
Met de steun van de Frankische heerser waren missionarissen actief in Friesland en rond 800 was de Friese bovenlaag gekerstend; voor het gewone volk duurde dit proces aanzienlijk langer. De geëmigreerde ‘Noord-Friezen’ bleven zelfs tot in de 11e eeuw trouw aan hun heidense goden. Maar toen lieten ze zich ook bekeren en zorgden ervoor dat ze als christenen niet automatisch onder Frankisch bestuur kwamen te staan.
De beperkte Friese autonomie onder Karel de Grote omvatte vrijstelling van dienst in het Frankische leger, maar ze moesten al wel kerkbelasting betalen.
In de periode na Karel de Grote herwonnen de Friezen een gedeeltelijke onafhankelijkheid door de Frankische graven te verdrijven. Dit was het begin van de “Friese Vrijheid”, die duurde van de 12e tot de 14e eeuw. Gedurende deze tijd waren ze onafhankelijk van het rijk, d.w.z. ze waren niet onderworpen aan vorsten die soevereiniteit hadden over Friesland en waren daarom alleen onderworpen aan de keizer zelf.
De praktisch autonome regionale gemeenschappen, die “de zeven Friese Zeelanden” werden genoemd, kozen hun afgevaardigden die in de 13e en 14e eeuw jaarlijks bijeenkwamen bij de Upstalsboom, een locatie in de buurt van de Duitse plaats Aurich, waar ze het leven binnen de regionale gemeenschappen samen regelden en ook de federatie politiek vertegenwoordigden naar de buitenwereld.
Tijdens deze periode van ‘vrijheid’ ontwikkelden de Friezen een bestuursvorm die anders was dan het feodalistische systeem, zoals elders in Europa het geval was. De vele kleinere en iets grotere plattelandsgemeenschappen waren georganiseerd op een vrije en coöperatieve basis.
Terug naar het gedicht van de dichter Rudolf Justus Ihnen, met zijn bombastische retoriek en gebruik van dichterlijke vrijheid ten koste van de werkelijke gebeurtenissen in de geschiedenis. Binnen de gestelde tijd was het de auteur van dit artikel (Gunivortus Goos) niet mogelijk om het volgende gedicht op rijm te vertalen. Daarom is alleen geprobeerd de essentie ervan weer te geven in een tamelijk woordelijke vertaling.
Auf den meerentrung’nen Wiesen,
An der wilden Nordsee Strand,
Wohnen wir, wir freien Friesen,
Stolz auf unser Vaterland,
Das der Freiheit edlen Sproß
Stets genährt in seinem Schoß.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Herrlich ist das Land der Friesen,
Deutschlands bester, reichster Gau!
Land, wo Milch und Honig fließen,
Wo das Fett träuft wie der Thau,
Goldne Saat dem Landmann lohnt,
Der auf freiem Erbe wohnt.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Auf den blumenreichen Auen
Gras’t des Viehes zahllos Heer;
Wohin nur die Blicke schauen,
Wogen Saaten golden schwer;
Ob der rauhe Nord auch zieht,
Nacht’gall singt und Rose blüht.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Leda’s und Amasiens Wellen
Wogen schiffbedeckt durch’s Land,
Tausend stolze Segel schwellen
Such am meerumbraus’ten Strand.
Frieslands kühnes Schiffer-Heer
Segelt auf dem fernsten Meer.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Frisia’s edle Töchter strahlen
In der Schönheit Blüthen-Pracht:
Rosen sanft die Wangen malen,
Himmelblau das Auge lacht!
Wie die Lilien schlank und hold,
Rein wie Perlen, ächt wie Gold.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Hell in Unsers Königs Krone
Strahlt der Demant – Frisia!
Starke Säule Seinem Throne,
Wankend nicht, wenn Stürme da. –
Ob auch manchmal wohl verkannt –
Friesen-Treue hält doch Stand!
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Herrlich strahlt der Friesen Ehre,
Stets mit hohem Ruhm genannt,
über Länder, über Meere –
Ist der Friesen Stamm bekannt;
Wie des Weltmeers Welle frei,
Wie die Felsen fest und treu.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
In der freien Friesen Mitte
Blühet ächte Redlichkeit,
Feste Treue, reine Sitte,
Unerschrockenheit im Streit!
Unter Deutschlands Völker-Heer,
Steht der Friese hoch und hehr.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Als der stolze Römer siegte,
Deutschlands Gau’n in Fesseln schlug,
Muthig da der Friese kriegte,
Nicht des Fremdlings Ketten trug.
Selbst der Weltbeherrscher Thron
Schützten Friesen-Schwerdter schon.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Karl der Große schlug mit Friesen
Frei das hartbedrängte Rom;
Ihre Kühnheit, dort bewiesen,
Zeugt Sanct Michels stolzer Dom.
Und zum Dank für Muth und Treu
Schlug der Karl die Friesen frei.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
In des Kreuzes heil’gem Kriege,
Wehte frisch der Friesen Fahn’!
Friesen brachen kühn zum Siege
Mit den eisern’ Flegeln Bahn.
Damiettes’s stolzer Thurm
Stürzt dem starken Friesen-Sturm!
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
In des deutschen Reiches Heere
Folgten frei die Friesen nur.
Ihre Schwerdter, kräft’gen Speere
Bahnten stets des Sieges Spur!
Wo der Friesen Schlacht-Ruf klang,
Ward’s dem kühnsten Feinde bang.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Unter Edzard, ihrem großen,
Freien Fürsten fest vereint,
Stehn die Friesen! Mag erboßen
Auch der zehnmal stärkre Feind,
Muthig schlägt der Friesen Held
Alle Feinde aus dem Feld.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Auch im Reiche der Gedanken
Strahlt der Friesen Ruhm empor;
In der Wissenschaften Schranken
Tritt der Friese stolz hervor.
Groß im Felde, groß im Rath,
Kühn die Rede, wie die That!
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Als vor Luthers Donner-Stimme
Schwand einst Deutschlands Geistes-Nacht,
Frisia, trotz Tück’ und Grimme,
Froh dem Licht entgegen lacht;
Schnell die Geistes-Fesseln bricht,
Freiheit liebet nur das Licht.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Und der Kranz des Edlen, Schönen,
Hat den Friesen stets geblüht;
Oft in starken, sanften Tönen,
Klang der edlen Friesen Lied.
Frech die Lüge! die da spricht:
Freie Friesen sängen nicht.
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Freie Friesen! hoch erschallen
Laßt der Friesen Volks-Gesang!
Aller Friesen Herzen wallen
Kühner bei des Liedes Klang,
Das dem Vaterland wir weihn.
Donnernd stimmen alle ein:
Hoch erschall’ es fern und nah:
Eala fria Frisia.
Leer.
Rudolph Justus Ihnen.
Op de van de zee weggenomen weiden,
Aan het wilde Noordzeestrand,
Leven wij, de vrije Friezen,
Trots op ons vaderland
Zijn de nobele nakomelingen van de vrijheid
Altijd gevoed aan zijn boezem.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Het land van de Friezen is glorieus,
Duitsland’s beste, rijkste gau!
Land waar melk en honing vloeien,
Waar het vet druipt als de dauw,
Met gouden zaad wordt de boer beloond
Die woont op een vrije erfhoeve.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Op de bloemrijke weiden
Graast het ontelbare leger vee;
Overal waar het oog kan kijken,
Zaden goud en zwaar;
Al trekt de ruwe noordelijke wind,
De nachegaalt zingt en rozen bloeien.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
De golven van Leda en Amasia
ruisen als schepen door het land,
Duizend trotse zeilen deinen
Zoekend langs het zeebruisende strand.
Friesland’s dappere schare van zeelieden
Zeilt op de verste zee.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Frisia’s edele dochters stralen
In de pracht van schoonheid en bloei:
Rozen schilderen zachtjes de wangen,
Hun ogen, hemelsblauw lachen!
Zoals de lelies slank en helder,
Zuiver als parels, waar als goud.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Helder in de kroon van onze koning
Schijnt de diamant – Frisia!
Sterke pilaar van Zijn troon,
Wankelt niet als er stormen zijn. –
Hoewel soms verkeerd beoordeeld
Friese loyaliteit houdt stand!
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Glorieus glanst de eer van de Friezen,
Altijd met hoge roem genoemd,
Over landen, over zeeën
Is de Friese stam bekend;
Als de golven van de vrije zee,
Als de rotsen stevig en waar.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
In het vrije Friese midden
floreert oprechte eerlijkheid,
Stevige loyaliteit, zuivere manieren,
onverschrokkenheid in de strijd
Onder Duitslands leger van naties,
Staat de Fries hoog en nobel.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Toen de trotse Romein zegevierde,
En Duitslands Gouwen in boeien sloeg,
Dapper vocht de Fries,
Niet de kettingen van de vreemdeling dragend.
Zelfs de troon van de wereldheerser
werd door Friese zwaarden al beschermd.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Karel de Grote versloeg met vrije Friezen
het zwaar beproefde Rome;
Hun moed, daar bewezen,
St. Michael’s trotse kathedraal getuigt het.
En als dank voor moed en trouw
gaf Karel de Grote de Friezen.vrij.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Tijdens de heilige kruistochten
wapperde vlag van de Friezen hoog
Koene brachten Friezen de overwinning
Met ijzeren vlegels velden ze
Damiette’s trotse toren
onder de sterke Friese storm!
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
In de legers van het Duitse Rijk
De Friezen volgden vrij.
Hun zwaarden, hun krachtige speren
plaveiden altijd de weg naar de overwinning!
Waar de Friese strijdkreet klonk,
Was de stoutmoedigste vijand bang.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Onder Edzard, hun grote,
Vrije prins stevig verenigd,
Staan de Friezen! Mogen woedend zijn
Zelfs de tien keer sterkere vijand,
Dapper verslaat de Friese held
Alle vijanden van het veld.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Zelfs in het rijk der gedachten
Schijnt de glorie van de Friezen;
Binnen de muren van de wetenschap
Staat de Fries trots vooraan.
Groot in het veld, groot in de raad,
Stoutmoedig in spraak en stoutmoedig in actie
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Toen voor Luthers donderende stem
Duitsland’s spirituele nacht eens slonk,
Frisia, ondanks dwaasheid en woede,
“Lacht vreugdevol naar het licht.
Snel breken de ketenen van de geest,
Vrijheid houdt alleen van het licht.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
En de krans van de edele, de mooie,
Heeft altijd gebloeid voor de Friezen;
Vaak in sterke, zachte tonen,
Klonk het edele Friese lied.
Onbeschaamd de leugen! die spreekt:
Vrije Friezen zingen niet.
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Vrije Friezen! Schallend
Laat het Friese volk zingen!
De harten van alle Friezen
zwellen bij de klank van het lied,
Dat wij opdragen aan ons vaderland.
Donderend zingen allen mee:
Luid schalt het, ver weg en heel nabij:
Eala fria Frisia.
Leer.
Rudolph Justus Ihnen.
In het engelstalige boek met de titel: “T(h)ing – þing or ðing” en ondertitel: “A European Cultural Heritage” van Gunivortus Goos is op de bladzijden 199-213 een wat langere bijdrage over de Upstalsboom en de Friese Vrijheid.